Vandaag is het 338 oktober

Deze website maakt
gebruik van cookies

bekijk onze algemene voorwaarden

Column Harry Polak

Tot zijn pensionering in 2012 was Harry Polak (1947) als kwaliteitsadviseur werkzaam in de geestelijke gezondheidszorg. In 2016 maakten hij en zijn vrouw Irith alija: ze emigreerden naar Israël, waar hun jongste dochter toen al woonde en hun oudste later volgde. Na een aantal jaren in Herzliya wonen ze nu in Raänana.
< terug
Portret Harry Polak

Na de operatie

zondag 21 juli 24, 16:00

Dinsdag was de liesbreukoperatie (zie vorige column). Het was een lange dag. ’s Ochtends had onze dochter uit Tel Aviv mij en mijn vrouw naar het Shiba-ziekenhuis gebracht. Ziekenhuis is een te bescheiden term voor Shiba/Tel Hashomer, want het is meer een dorpje met tal van gebouwen, waar professionals werken die met elkaar topklinische zorg leveren.

Na de inschrijving bij aankomst begon het urenlange wachten op de operatie. Slechts onderbroken door een uitgebreid interview door een arts of arts-assistent. Hij vroeg me het hemd van het lijf, deed metingen (hartslag e.d.) en nam bloed af. Opnieuw, want ter voorbereiding van de operatie was er in de week ervoor ook al bloed afgenomen. En ik moest in die week eveneens een longfoto laten maken plus een ECG. Om het verhaal compleet te maken had de huisarts me daarvoor nog verwezen voor een echo, waarbij de liesbreukdiagnose werd bevestigd.

De arts(-assistent) was zeer zorgvuldig. Hij haalde er nota bene een verpleegkundige bij die met hem samen mijn identiteitsnummer moest meelezen. Zo luidt het protocol, zei hij me en daar hield hij zich strikt aan. Sowieso werd die dag voortdurend gevraagd hoe ik heet, wat mijn identiteitsnummer is en waarvoor ik naar het ziekenhuis was gekomen. Ik kreeg ook nog een aantekening aan de linkerkant van mijn onderbuik, want de liesbreuk zat daar.

De assistent of misschien was het toch een arts, die zich naar mijn idee vooral richtte op de algehele anesthesie die me te wachten stond, heeft me ook nog uitgebreid beklopt. Hij vroeg me of ik er bezwaar tegen had dat mijn vrouw me half uitgekleed zag. Allicht niet, was mijn reactie, waarna hij uitlegde dat het regelmatig voorkwam dat de vrouw van het echtpaar de onderzoekskamer verliet.

Tegen een uur of twee was het grote moment aangebroken en werd ik naar de OK gereden vanaf de afdeling waar ik de nacht zou doorbrengen. Mijn vrouw mocht tot op het laatste moment mee. Net als in Nederland was iedereen uiterst vriendelijk, omdat ze snapten dat het best spannend is voor de patiënt. Opvallend is dat het personeel een mengelmoes vormt van Joden en Arabieren. Onder de Joden is ook sprake van een mengelmoes. De anesthesioloog was duidelijk van Russische komaf. De artsen die de operatie zouden doen, waren naar mijn idee in Israël geboren.

Op de verpleegafdeling was tot laat in de avond uitgelaten bezoek te horen. Bij het wakker worden, was het doodstil. Het ontslag verliep wat rommeling, maar dat heb ik Nederland ook meegemaakt. De ene arts is wat terughoudender in het laten vertrekken van de patiënt dan de andere. Mijn chirurg zei dat ik kon gaan, want alles zag er goed uit.

Onze dochter kwam me ophalen, vergezeld door mijn vrouw. Het is nu een kwestie van thuis bijkomen en straks nacontrole.

Op vrijdagochtend las ik dat een drone van de Houthi’s voor een forse explosie heeft gezorgd in Tel Aviv met een dode als gevolg. Welkom terug in de niet aflatende oorlog, dacht ik gelijk. Wanneer is die voorbij?